top of page

DE NEUZEN VAN ONZE POLITICI MOETEN NU ECHT IN DEZELFDE RICHTIG

Toen het vorige week bij de terugkeer van Conner Rousseau nadrukkelijk over zijn neus ging, dacht ik onwillekeurig aan de verhaallijn van een roman van Luigi Pirandello uit 1926. In Iemand, niemand en honderdduizend beschrijft Pirandello hoe het hoofdpersonage Vitangelo Moscarda door een banale opmerking van zijn vrouw – over zijn neus die scheef zou staan – beseft dat hij nooit zomaar zichzelf is. Meer bepaald is hij alleen maar wat anderen van hem maken. Hij is daardoor niet zomaar iemand, maar honderdduizend verschillende iemanden. Om zijn ware zelf te vinden, distantieert hij zich van de verwachtingen die anderen van hem hebben en breekt hij vervolgens stukje bij beetje zijn oude ik af. Om ten slotte uit te komen bij de vaststelling dat hij niemand meer is.

Met diezelfde onzekerheid over verwachtingen aan hun adres trekken politici in juni naar de kiezer: hoe om te gaan met het beeld dat burgers van hen hebben? Waar sta ik zelf voor en hoe kom ik over bij het publiek? Meer dan over partijprogramma’s gaat het in de aanloop naar 9 juni om bokswedstrijden tussen personages op sociale media. Hoe je overkomt, lijkt daarbij belangrijker dan wat je zegt. Het ziet er bijgevolg niet naar uit dat de komende verkiezingen veel over inhoud zullen gaan. Dat zou in zekere zin nog een geruststelling zijn, want dan zouden het verkiezingen zijn zoals alle andere.

Helaas hebben we wel redenen om ons zorgen te maken. Veel kiezers keren de democratie de rug toe omdat ze politici niet langer betrouwbaar vinden of omdat ze zich niet vertegenwoordigd voelen. Zolang dat ongenoegen te maken heeft met een falend beleid, is er hoop. Zo toont onderzoek van politicologen Tom Van der Meer en Patrick van ­Erkel (Universiteit van Amsterdam) een duidelijk verband tussen vertrouwenscijfers en de betrouwbaarheid van de politiek. Ander, beter en betrouwbaarder beleid zou dan het tij kunnen keren. Zou. Veel kiezers hebben immers het gevoel dat hun stem er niet toe doet. Keer op keer belooft men een ander beleid, waarna er in de praktijk weinig van terechtkomt. Zo verliezen ze hun vertrouwen.

De klassieke centrumpartijen beseffen stilaan dat ze op enkele maanden van de verkiezingen dat beeld van onbetrouwbaarheid niet meer kunnen rechttrekken. Daarmee maken ze het de partijen aan beide uitersten van het spectrum niet moeilijk. Die moeten gewoon beloven dat het met hen echt anders wordt. Maar omdat ‘gewoon anders’ niet meer volstaat, tasten ze met radicale standpunten de grenzen van de rechtsstaat af. In de hoop alsnog wat kiezers opnieuw voor zich te winnen maken de centrumpartijen daar vervolgens een doorslagje van of waarschuwen ze voor een stem op de “verkeerde partijen”. Dat werkt niet. Verkiezingen winnen doe je niet door kiezers pedant te wijzen op de gevaren van andere partijen. Wel door met een eigen verhaal voor de dag te komen.

Heeft de kiezer ondertussen altijd gelijk? Natuurlijk niet. Waarom zou ons oordeelsvermogen op dat ene moment onfeilbaar werken terwijl het doorgaans een behoorlijke foutenmarge vertoont? Zo stemmen we telkens weer op partijen die verandering beloven én klagen we tegelijk dat de politiek geen langetermijnvisie heeft of geen grote hervormingen doorvoert.

Wat willen we dan echt als kiezer? Verandering of continuïteit, andere continuïteit of een systeembreuk? Het moet al van Jean-Luc Dehaene (“De tocht is moeilijk, de gids ervaren”) en Herman Van Rompuy (“Rustige vastheid”) geleden zijn dat partijen verkiezingen konden winnen met de nadrukkelijke belofte dat ze precies hetzelfde zouden doen als de vorige keer. Dat konden ze toen alleen maar doen omdat er een basisvertrouwen tussen kiezer en beleid tot stand was gekomen.

Misschien knelt daar het schoentje? Als zelfs een eenvoudig dossier als de partijfinanciering niet hervormd raakt, ontstaat het beeld van een elite die te veel met het eigenbelang bezig is. Dan gaan kiezers nog meer de politiek de rug toekeren of stemmen ze nog meer op radicale partijen die beloven de boel om te gooien. Waarna de onvermijdelijke ontgoocheling volgt en er weer andere partijen aan de macht komen.

Hoe kun je dan de broodnodige reset van het politieke systeem op gang trekken? De politiek moet een mandaat krijgen om de uitdagingen van deze tijd het hoofd te bieden én tegelijk aan de verzuchtingen van de kiezer tegemoetkomen. Maar als verkiezingen voor versplintering van het politieke landschap zorgen, wie of wat krijgt de neuzen dan nog in dezelfde richting zodat de democratische instellingen hun werk kunnen doen? Het is een vraag die niet alleen politiek België bezighoudt. De lastige regeringsvorming in Nederland voorspelt alvast weinig goeds voor de situatie in eigen land.

dinsdag 16 april 2024

Column De Standaard

bottom of page