top of page

NA DE UITSPRAKEN VAN LUC DE GORP: WELK DEBAT IS NU PRECIES OP GANG GETROKKEN?

Luc Van Gorp, de voorzitter van de Christelijke Mutualiteit, wou deze week een debat op gang trekken en dat juich ik toe. Alleen is het me niet duidelijk waarover het ­debat volgens hem moet gaan. Gaat het om de kosten van vergrijzing, om therapeutische hardnekkigheid of om zelfbeschikking tijdens de laatste levens­fase? We doen er goed aan die thema’s niet allemaal door ­elkaar te haspelen.

We moeten absoluut anticiperen op toekomstige zorgnoden, en niet ­alleen vanwege de vergrijzing. Als we niets doen, dreigen we af te stevenen op een zorgcrash. We kampen met een nijpend personeelstekort en stijgende wachtlijsten.

De kosten rijzen de pan uit omdat we langer leven. Dat komt door verbeterde leefomstandigheden en doordat we erin geslaagd zijn een aantal dodelijke aandoeningen om te vormen in chronische ziektes. Mensen die lang leven kosten het zorgsysteem tijdens de laatste jaren van hun leven meer geld dan mensen die vroegtijdig overlijden. Bovendien kampen we met welvaartsziekten als obesitas en diabetes, die de betaalbaarheid van de zorg verder onder druk zetten.

CM-voorzitter Luc Van Gorp: “Veel ouderen zijn levensmoe. Waarom zou je zo’n leven nog per se willen rekken?” 

Meer en betere preventie van kwalen is dus broodnodig, het is tijd dat we daar werk van maken. Maar laten we dat vooral niet alleen doen omdat de gezondheidszorg onbetaalbaar zou worden. Wel omdat de ­levens- kwaliteit anders te wensen overlaat.

Van Gorp heeft gelijk als hij stelt dat de nadruk te veel ligt op levenskwantiteit in plaats van levenskwaliteit. Hoe meer we kunnen ingrijpen in het leven, hoe meer we onszelf de vraag moeten stellen of wat we doen nodig en wenselijk is. Niet alleen als het gaat om ouderenzorg, maar bijvoorbeeld ook bij prematuren (biedt een vroege geboorte wel kans op een kwaliteitsvol leven?), bij abortus (zet ik een kind ter wereld met zware erfelijke aandoeningen?) of bij slepende ziekten (heeft dit nog wel zin?).

Het aantal ethische vragen neemt alleen maar toe naarmate de geneeskunde erop vooruitgaat. We moeten daarom leren bedachtzaam met die vragen om te gaan en de zorg daarnaar te organiseren.

luisteren naar de patiënt

Zo komen we vanzelf uit bij de vraag wie daar dan allemaal over mag of kan beslissen. Sinds de jaren 60 heeft zelfbeschikking sterk aan belang gewonnen in de samenleving en dus ook in de gezondheidszorg. Veel patiënten willen zo veel mogelijk de regie voeren over hun leven.

Dat botste een tijdlang met de manier waarop de gezondheidszorg was georganiseerd en met hoe artsen werden opgeleid. We komen uit een tijd waarin artsen verondersteld werden beter dan de patiënt zelf te weten wat goed was voor die patiënt. Dat werkt niet langer. Nu worden artsen breder en anders opgeleid dan voordien. Ze zijn niet meer alleen getraind in ­levens redden – dat is natuurlijk nog steeds hun ­primordiale taak – maar ook in luisteren naar patiënten. Artsen leren om ­ samen met hun patiënten beslissingen te nemen.

Af en toe zien we nog stuiptrekkingen uit het verleden, zoals therapeutische hardnekkigheid – medische interventies plegen terwijl je weet dat er geen therapeutische winst meer te boeken valt. Ik ben het met Van Gorp eens dat we dat moeten tegengaan, zij het niet (alleen) omdat het geld kost, maar vooral omdat het de zelfbeschikking en levenskwaliteit van mensen in de weg staat.

De oplossing ligt voor de hand: hoe meer je de stem van de patiënt een plaats geeft, hoe kleiner de kans dat zo’n hardnekkigheid zich voordoet en hoe prominenter levenskwaliteit op de voorgrond komt te staan.

Dan is er nog het debat over het levenseinde. Daar hebben we momenteel enkele duidelijke kaders voor: de wetgeving op euthanasie, de mogelijkheid tot palliatieve sedatie en een uitgebouwde palliatieve zorg. Die zijn allemaal gekoppeld aan een medisch uitzichtloze situatie.

We worstelen al een tijdje met de invulling van die kaders. Discussies over de uitbreiding van de wet op ­euthanasie voor pakweg mensen met gevorderde dementie zijn daar het ­bewijs van. Maar dat is een ander debat dan dat wat Van Gorp aansnijdt. Hij heeft het over levensmoeheid of een voltooid leven.

Haar leven was voltooid, maar het moment om te gaan had ze graag zelf kunnen kiezen 

Levensmoeheid gebruiken we doorgaans bij mensen die hun leven niet langer als zinvol ervaren of in woelige mentale wateren terecht zijn gekomen. Dat kan mensen in alle leeftijdscategorieën overkomen. Voltooid leven gaat eerder om de vaststelling dat iemand klaar is met het leven terwijl diens lichaam nog voldoende sterk is om nog een tijd door te gaan. Finaal gaat het om mensen die vinden dat voortleven geen zin meer heeft. Ze zijn er simpelweg klaar mee. Dat zijn heel andere kwesties dan een medisch uitzichtloze situatie.

Als we al die kwesties op een hoopje gooien, wordt het troebel en dreigen we het debat aan te gaan met de verkeerde uitgangspunten. Het is aan de overheid om een betaalbare en kwaliteitsvolle zorg te organiseren en te ­anticiperen op (onder meer) de kosten van de vergrijzing. Het is aan de hele samenleving om na te denken over levenskwaliteit en een gezonde leefstijl. Het is aan de wetgever om in een goede en werkbare wet op euthanasie te voorzien. En het is aan ons allemaal om de balans te zoeken tussen zelf­beschikking en andere waarden die ertoe doen in het leven.

Het laatste wat we moeten doen, is – vanwege een dreigende onbetaalbaarheid van de zorg – de deur naar zelfdoding wagenwijd openzetten, om vervolgens te doen alsof het om zelfbeschikking zou gaan. Als ­ouderen straks uit het leven stappen omdat ze horen dat ze de samenleving te veel geld kosten, is zelfbeschikking zeer ver weg. Ook de waardigheid van het leven dreigen we dan aan de kant te schuiven. En dat kan toch moeilijk de bedoeling zijn, nietwaar Luc?

donderdag 11 april 2024

Column De Standaard

bottom of page