Het ziet er voorlopig niet naar uit dat we op weg zijn naar de wereldvrede die Immanuel Kant zich verbeeldde aan het eind van de 18de eeuw. Elke dag opnieuw kunnen we gadeslaan hoe alle hoop daarop aan flarden wordt geschoten – en niet alleen in het Midden-Oosten. Een vooruitgangsoptimist zou ongetwijfeld inbrengen dat we historisch gesproken vandaag minder oorlogsslachtoffers maken dan enkele eeuwen geleden, maar ik vermoed dat de inwoners van Gaza die boodschap op veel cynisme zouden onthalen, en terecht.
Te midden van al dat oorlogsgeweld zouden we haast vergeten dat er nog andere problemen zijn. Met name dat we flink achterlopen in de financiering van de klimaatadaptatie – de geraamde kosten om ons aan te passen aan de verwachte of aan de gang zijnde klimaatveranderingen. Denk aan dijken verhogen, of langdurige droogte tegengaan. De kloof tussen de lopende investeringen en wat ervoor nodig is, is zelfs groter geworden, zo staat te lezen in het recentste rapport hierover van het VN-milieuprogramma: er moet naar schatting achttien keer meer geïnvesteerd worden dan nu is gepland.
Hoe minder we investeren in klimaatadaptatie, hoe meer kosten er zullen zijn door klimaatschade. Wie bij wijze van spreken de dijken nu niet verhoogt, staat straks dieper onder water. Dijken kosten geld – vraag het maar aan de Nederlanders – maar overstromingen kosten nog veel meer – vraag het maar aan de inwoners van de Vesdervallei. Verdere analyse leert dat vooral derdewereldlanden er bekaaid afkomen omdat van de toegezegde bilaterale financieringsakkoorden maar 66 procent daadwerkelijk is uitbesteed. Die landen krijgen bovendien al vaker af te rekenen met klimaatschade, waardoor de kosten ervan de investeringen voor klimaatadaptatie uithollen of zelfs tenietdoen.
Zoiets heet een vicieuze cirkel.
De klimaatveranderingen zijn samen met het conflict in Gaza een tikkende tijdbom die ontwrichtend kan inwerken op de geopolitieke verhoudingen. Die tijdbom zal bovendien de vluchtelingenstromen – het derde cruciale vraagstuk van deze tijd – groter maken dan die nu al zijn. Soms klopt dus het cliché dat de wereld complexer is geworden. Dat hoeft op zich geen probleem te zijn, maar dan moeten we wel dringend het geweer van schouder veranderen en vertrekken vanuit de intrinsieke samenhang tussen de verschillende vraagstukken. Klimaat, armoede, onderwijs, huisvesting en gezondheid, je kunt ze niet los van elkaar zien.
Het maatschappelijke klimaat staat helaas diametraal tegenover de noden van deze tijd. Niet alleen in België blinkt het klassieke politieke midden al enige tijd uit in gebrek aan ideeën en gaat veel energie verloren aan hapsnapdebatten. Als gevolg daarvan raakt de representatieve democratie in verschillende landen in het nauw. De schrale en eenzijdige focus op zelfrealisatie die de liberale democratie sinds de val van de muur in 1989 als toekomstbeeld aan haar burgers voorschotelt, helpt dan niet als tegengewicht. Wat ben je met die immer volatiele identiteit als er geen gemeenschap is om je aan te verankeren?
Elke stabiele samenleving biedt minstens het perspectief op een beter leven en zoekt daartoe een evenwicht tussen voldoende bescherming (veiligheid en samenhang) en vrijheid (mogelijkheden en autonomie). Wat vandaag in veel landen aan de gang is, voldoet niet langer aan dat plaatje. Heel wat democratieën worstelen daardoor met hun legitimiteit en representativiteit. De tijd van zorgeloos geld uitdelen is bovendien voorbij, waardoor de verzorgingsstaten die na de Tweede Wereldoorlog zijn uitgebouwd, voor steeds pijnlijkere keuzes komen te staan. De almaar beter geïnformeerde burgers leggen zich daar niet zomaar bij neer.
We moeten het roer omgooien. De tijd dat een parlement er met wat nieuwe wetgeving in slaagde de samenleving te besturen, is voorbij. We moeten brede expertisenetwerken uitbouwen en die bij het bestuur van de samenleving betrekken. Er is meer dan voldoende expertise aanwezig in de samenleving om de bestaande problemen beter aan te pakken. Daarnaast hebben we nood aan een evaluatiecultuur zodat we elkaar ter verantwoording kunnen roepen voor wat (minder) goed uitdraait en kunnen bijsturen waar nodig. Tot slot moeten we wat publieke financiën betreft, overstappen van een consumptiemodel op de korte termijn naar een investeringsmodel op de lange termijn: wat moeten we nu doen om de noden van de komende decennia het hoofd te bieden? Een beetje meer verbeeldingskracht kan ons daarbij helpen. Zoals Peter Verhelst schrijft in zijn nieuwste dichtbundel Zabriskie: ‘Schreeuw op de berg in, gil de berg aan stukken en brul de stukken tot rotsblokken en de rotsblokken tot stenen en de stenen tot zandkorrels en de zandkorrels tot ragfijn stof.’
dinsdag 7 november 2023
Column De Standaard