top of page

MET EEN STORMRAM DOOR DE CULTUURSECTOR? ALSOF CULTUURHUIZEN VESTINGEN MET DIKKE MUREN ZIJN

Terwijl de komende verkiezingen draaien rond de illusie dat we het migratievraagstuk kunnen oplossen, gaat het in wezen om de toekomst van de sociale welvaartsstaat. Eerder dan bezig te zijn met de vraag hoe ze de zwakkeren in de samenleving kunnen beschermen, wekken politici in interviews dezer dagen nadrukkelijk de schijn op van daadkracht – dixit Ilja Leonard Pfeijffer. Met veel stoere verklaringen tot gevolg.

Wie niet wil integreren, verliest zijn geld, liet Vooruit-voorzitter Melissa Depraetere onlangs optekenen. De door de N-VA aangekondigde besparingen – indexsprongen voor werkloosheidsuitkeringen en leeflonen – zullen dan weer vooral mensen treffen die het al moeilijk hebben. Maar de hoofdprijs gaat naar Stijn Brouns – regisseur en kandidaat voor Vlaams Belang. Volgens hem is het tijd om “als een stormram de aanval op de cultuursector in te zetten”. Die sector zou vervaarlijk links zijn, ideologisch vooringenomen en bevolkt door een legertje subsidievreters dat de eigen cultuur minacht.

Brouns’ balkonspeech is weinig origineel. De met overheidsgeld flink gesubsidieerde mandatarissen van Vlaams Belang – en sommigen van de N-VA – steken al jaren hetzelfde riedeltje af. Het wijst vooral op hun structureel ongemak met een sector die de samenleving steevast een confronterende spiegel voorhoudt.

Cultuur is altijd al de luis in de pels van de politiek geweest, maar de laatste jaren is de politieke tegenreactie steeds feller geworden. De ontslagnemende re­gering maakte ruimte voor cultuur, maar dan het liefst als een veilig omheinde plek die geruststellende antwoorden geeft over de historische onafwendbaarheid van een Vlaamse identiteit.

Die instrumentalisering van het cultuurbeleid voor particuliere politieke doeleinden zou je ook ideologie kunnen noemen. Cultuur mag dan niet langer vervelende vragen stellen, maar moet dienstbaar zijn aan politieke doeleinden. De uitspraken van Brouns zijn in dat opzicht een nieuwe dieptepunt. Hoewel zijn pleidooi lijkt uit te lopen op een soort toegift – “Ik wil geen wraak, maar gerechtigheid” – valt er weinig mildheid te bespeuren. Dat gerechtigheid moet geschieden, vooronderstelt immers dat er onrecht moet worden tenietgedaan. Wat moeten we ons daarbij voorstellen?

Zowel wraak als gerechtigheid staan centraal in veel oudtestamentische teksten. Gerechtigheid impliceert vaak dat een straf wordt uitgesproken, zodat de gelovigen de gevolgen ervaren van wat ze verkeerd hebben gedaan. Welke straf moeten we ons dan voorstellen voor de cultuursector? Alle cultuurhuizen afschaffen, of de mensen die er werken een cursus ideologische heropvoeding laten volgen? De strategie van Brouns is weinig subtiel en een toonbeeld van wat zijn partij voor ogen heeft. Vlaams Belang kan niet wachten om na juni de departementen Onderwijs en Cultuur te claimen en naar zijn hand te zetten. Met de regelmaat van een klok kondigt de partij aan dat wie er werkt, zich maar beter nu al gedeisd kan houden. Holle uitspraken als “dé Vlaming wil niet langer dit of dat…” doen uitschijnen dat ze voor een hele bevolking zou spreken. Quod non. Zelfs al wordt Vlaams Belang de grootste partij, dan nog vertegenwoordigt die maar een deel van het electoraat en tot nader order is geen van de andere partijen bereid er een coalitie mee te vormen. Alleen de uiterste rechterflank van de N-VA is daarvoor te vinden. Voorzitter Bart De Wever is voldoende strateeg om te beseffen dat dit weleens het Egmontmoment van zijn partij zou kunnen worden.

Het zou ondertussen verhelderend zijn mochten andere partijen duidelijk maken welke plannen zij hebben om cultuur de onafhankelijke plaats te geven die ze verdient. Dat doen ze nauwelijks. Cultuurbeleid is blijkbaar het allerlaatste wat ertoe doet. Terwijl dit tochtige gat aan de Noordzee geen knijt zou betekenen, mochten onze cultuurdragers er niet iets van gemaakt hebben dat er echt toe doet. Dat hebben ze trouwens steevast gedaan door zich te ontknechten van politieke instrumentalisering. Misschien is dat wel een hoopgevende gedachte: dat cultuur vaak ontstaat ondanks en niet dankzij beleid. Cultuur beschermt ons – dus ook de politiek – in principe tegen te veel misplaatste heroïek en zelfvoldaanheid.

Het ziet er bijgevolg naar uit dat we na de verkiezingen in juni veel cultuur zullen nodig hebben om het huidige non-beleid tegen te gaan. Mogen we dan van het beleid ondertussen nog iets verwachten? Politiek gaat in principe over de hoop op een betere samen­leving, met meer verbinding, perspectief en mogelijkheden om een gelukkig en zinvol leven uit te bouwen. Daar moet en kan cultuur een belangrijk onderdeel van zijn.

Lucebert schreef het al in 1974 met zijn gedicht ‘De zeer oude zingt’: “Alles wordt van aanraakbaarheid rijk.” Aanraakbaarheid is nu nauwelijks aanwezig in de vele debatten en interviews. Ik lees vooral afstand, meedogenloosheid en angstzaaierij, met de “stormram” als voorlopig dieptepunt. Alsof cultuurhuizen vestingen zijn met dikke muren. Terwijl dat andere vers van Lucebert het helder stelt: “Alles wat van waarde is, is weerloos.” Hoog tijd voor een minister van Cultuur die minstens dat ene vers begrijpt.

dinsdag 14 mei 2024

Column De Standaard

bottom of page